1 Internationaal recht I Hoofdstuk 1: Wat is internationaal publiekrecht 1.1. Inleiding Het internationaal recht betreft recht met betrekking tot staten. Het beheerst de rechtsverhoudingen tussen de staten. Recht zijn bindende rechtsregels, die vanuit dit standpunt betrekking hebben op relaties tussen staten en andere rechtssubjecten van het internationaal recht. Deze staten zijn subjecten van het internationaal recht. Het zijn de belangrijkste subjecten, met name de oorspronkelijke, die ook volle rechtspersoonlijkheid genieten.Het internationaal recht heeft ook verscheidene subdomeinen, zoals de internationale mensenrechten (EVRM), internationaal humanitair recht (VN) internationaal milieurecht (belangrijk, want stoppen niet aan de grens), internationaal economisch recht, het internationaal handelsrecht... Via deze weg geven ze oplossingen aan verscheidene problemen.Het internationaal recht kent verscheidene bevoegdheden toe aan de actoren van het internationaal recht en het kader waarbinnen ze deze moeten uitvoeren. Op deze manier ontstaat er een nieuwe rechtsorde met eigen kenmerken. 1.2. Internationaal publiekrecht versus internationaal privaatrecht Internationaal recht is een bredere term dan internationaal publiekrecht. Het omvat strikt genomen zowel internationaal publiekrecht als internationaal privaatrecht. Echter in de praktijk wordt de term internationaal recht dikwijls als synoniem voor internationaal publiekrecht gebruikt. Internationaal recht werd traditioneel als volkenrecht benoemd.Dit stamt vanuit de tijd van de Romeinen. De Romeinen hanteerde voor de relatie tussen een Romein en een niet-Romein ander recht dan tussen twee Romeinen. Echter zorgt dit begrip volkenrecht voor problemen, aangezien het internationaal recht niet de verhouding tussen volkeren regelt, maar deze tussen staten. Het is dus ongelukkige gekozen en in deze zin bekeken ook fout. Het internationaal privaatrecht beheerst privaatrechtelijke rechtsbetrekkingen met een grensoverschrijdend karakter. Op zo’n grensoverschrijdende rechtsbetrekkingen kunnen verscheidene nationale rechtsstelsel van toepassing zijn. Internationaal privaatrecht probeert juridische conflicten te voorkomen en op te lossen.
2 Het bepaalt welk nationaal recht van toepassing is (conflictenrecht), welke rechter bevoegd is (bevoegdheidsrecht) en hoe vonnissen moeten worden erkend of ten uitvoer moeten worden gelegd (erkennings- en executierecht). De inhoud van het internationaal privaatrecht is in belangrijke mate bepaald door nationaal recht. Hiernaast bestaat het uit verdragen die het nationaal recht aanvullen. Ze beogen conflicten tussen rechtsstelsel te voorkomen door het privaatrecht van verscheidene staten te uniformiseren. 1.3. Kenmerken van het internationaal recht Het internationaal recht kan op een andere manier functioneren dan in het Belgisch recht. 1.Het internationaal recht is gedecentraliseerd of horizontaal (←→Belgisch recht = gecentraliseerd of verticaal): Er is geen centrale wetgever. De staten zijn de wetgevers en tegelijkertijd de rechtsonderhorigen. Zij beslissen zelf om recht tegaan creëren of niet. Dit omdat de staten zelf het hoogste subject zijn en het hoogste gezag hebben. Het internationaal recht is consensueel van aard, want de staten kunnen zelf kiezen of ze onderworpen zullen zijn aan de rechtsregels van het internationaal recht. Met andere woorden staten zijn niet verplicht zich te binden (=consensualisme). Dit is zeer verschillend met het Belgisch recht, waar iedereen verplicht onderworpen is. Voorbeeld: Wanneer je 30 km/u moet rijden, moet ik me hieraan houden in het Belgisch recht. België heeft het verdrag m.b.t. de genocide geratificeerd dus wij moeten ons, als Belgen, hieraan houden. Maar het Internationaal Strafhof dat personen schuldig aan agressie, oorlogsmisdaden... vervolgd werd ook via een verdrag opgericht. De VSA heeft in deze onderhandelingen een grote rol gespeel, maar toen de tekst werd aangenomen was de VSA niet meer geïnteresseerd. Ze ondertekende wel maar ratificeerde de tekst niet. Dus het statuut van het Internationaal Strafhof is niet bindend voor de Amerikanen.
3 2.Het internationaal recht heeft geen centrale rechtbank of rechter: EXAMEN: Het Internationaal Gerechtshof is niet bevoegd om geschillen op te lossen →eerst bevoegd maken. Internationaal recht heeft geen centrale rechtbank, aangezien de staten de hoven eerst bevoegd moeten maken voor het oplossen van een geschil. Dus het Internationaal Gerechtshof is pas bevoegd, ook al erkend de staat het statuut van het Internationaal Gerechtshof, wanneer de conflicterende staten hem bevoegd hebben gemaakt. In het nationaal recht is rechtspraak belangrijk. Bij elk geschil kan men dan ook naar de rechter stappen, want er is altijd wel een rechter bevoegd voor dat welbepaald geschil. Geschillen worden in het internationaal recht vaak anders opgelost. De staten brengen slechts zeer uitzonderlijk hun geschil voor een hof of rechtbank. 3.Het internationaal recht beschikt niet over een centrale handhavingsdienst (instantie voor rechtshandhaving): Er is geen internationale politiemacht, aangezien het recht wordt gehandhaafd door de staten zelf. Interpol is dus geen internationale politie. De staten doen dit omdat ze hier zelf belang bij hebben (als ik respecteer, zal u dat ook doen, want wij hebben gemeenschappelijkedoelstellingen). Maar vaak kan er ook worden verwezen naar eigen-inrichting, m.n. retorsie en represaille. Retorsie zijn maatregelen, die door een staat worden getroffen t.a.v. een andere staat. Deze maatregelen zijn niet in strijd met het internationaal recht, maar zijn wel onvriendelijke daden. Dit om aan die welbepaalde staat aan te tonen dat zij het recht schendt. Een voorbeeld van retorsie is bijvoorbeeld dat staat A het internationaal recht schendt t.a.v. staat B en staat B hierdoor hun ambassadeur terugroept uit staat A. Onder represaille wordt verstaan dat staat A het internationaal recht t.a.v. staat B schendt en als reactie hierop gaat staat B hetzelfde internationaal recht schenden t.a.v. staat A om zo staat A te doen respecteren. De daad van staat B wordt niet als onrechtmatig beschouwd, zolang staat B proportioneel te werk gaat. 4.Internationaal recht kan niet los functioneren van het nationaal recht: Het internationaal recht en het nationaal recht gaan dus samenwerken. Er bestaat een welbepaalde wisselwerking tussen beide. Het internationaal recht heeft het nationaal recht nodig om optimaal te functioneren, aangezien het internationaal recht moet worden aangenomen in het nationaal recht.
4 Dit kan via twee systemen, m.n. het dualistisch systeem (= recht moet worden omgezet, twee systemen naast een) of het monistisch systeem (= werkt direct door, één enkel systeem). Het zijn de staten zelf die bepalen of ze een monistisch- dan wel dualistisch systeem gebruiken. Hoofdstuk 2: Rechtssubjecten van het internationaal recht 2.1. Het begrip rechtssubjectiviteit 70-80% van het Belgisch recht is tegenwoordig afkomstig van het internationaal recht (= oorsprong of inspiratie). Het gevolg is dat het nationaal niveau niet meer veel autonomie bezit. Subjecten van het internationaal recht (staten) zijn de actoren die in het internationaal recht de bekwaamheid bezitten om deel te nemen aan het internationaal rechtsverkeer. Zij hebben rechten en plichten en kunnen hier iets mee doen. Het gevolg van een actor te zijn is dat men rechtspersoonlijkheid verkrijgt (pas op!!) Er is een grote verscheidenheid van actoren in het internationaal recht: 1.Staten (= oorspronkelijke actoren van het internationaal recht): De staten beschikken als enige over een volledige rechtspersoonlijkheid, aangezien de volgende actoren werden/ worden gecreëerd door de staten. De staten bezitten de bekwaamheid om op elke wijze aan het rechtsverkeer deel te nemen of daarin betrokken te worden. 2.Intergouvernementele organisaties (←→NGO’s): De intergouvernementele organisaties worden opgericht door entiteiten die publiek gezag uitoefenen, zoals de VN, EU en de Raad van Europa. Hun reikwijdte is dan ook beperkt. Ze hebben enkel die bevoegdheden, rechten en plichten, die de staten hun uitdrukkelijk, dan wel impliciet, hebben toegewezen. 3.De facto-regimes: Vele staten hebben slechts een beperkte controle over delen van hun grondgebied. Op sommige plaatsen (binnen de staat) wordt het gezag overgenomen door een beperkte groep die eigen autonomie wil t.o.v. de staat.
5 4.Bevrijdingsbewegingen: Groeperingen die vechten tegen een koloniale mogendheid of een bezettende macht. Ze spelen een grote in de dekolonisatie na WO II. 5.Internationale non-gouvernementele organisaties (NGO’s) Dit zijn private organisaties, die grensoverschrijdend opereren (vb. Greenpeace, Amnesty International, Artsen zonder grenzen...). Anders dan intergouvernementele organisaties kent de internationale rechtsorde NGO’s in beginsel geen rechtssubjectiviteit toe. 6.Multinationale ondernemingen Ondernemingen die in meer dan één staat actief zijn. Zij genieten in beginsel uitsluitend rechtssubjectiviteit binnen de nationale rechtsorde, waarbinnen zij actief zijn. De laatste decennia hebben ze echter een zekere status van de internationale rechtsorde verkregen. 7.Natuurlijke personen/ individuen In het klassieke internationale recht werd de rechtspositie van natuurlijke personen uitsluitend beheerst door de nationale rechtsorde. Sinds de 20steeeuw is deze situatie op zeker hoogte gewijzigd. Individuen hebben nu ook bepaalde rechten. In een beperkt aantal gevallen kunnen zij hun rechten afdwingen op internationaal niveau. 8.Overige subjecten a.Niet-statelijke collectieve entiteiten: Heilige stoel→Katholieke kerk: Paus hoofd→Vaticaanstad→niet voor andere godsdiensten, vanwege de historiek van het Christendom. b.Sommige internationale steden hebben een internationale status: beschikken over een zekere rechtspersoonlijkheid c.Bepaalde internationale gebieden: Kosovo d.Opstandelingen hebben beperkte rechtspersoonlijkheid verkregen, maar ook bepaalde bevoegdheden e.Volkeren Alle andere, buiten de staten, beschikken over een beperkte rechtspersoonlijkheid. Deze actoren hebben welbepaalde bekwaamheden verkregen van het internationaal recht. Het worden ook weleens de afgeleide rechtssubjecten genoemd.
6 De internationale gemeenschap bestaat niet als een juridisch concept en al zeker niet als een actor van het internationaal recht. Ze kan dus ook niet beschikken over rechtspersoonlijkheid. Het is belangrijk om een actor te zijn, omdat je zo een verdrag kan maken, er partij bij kan zijn, je kan diplomaten uitwisselen... Al de subjecten beschikken echter niet over dezelfde bevoegdheden in het internationaal rechtsgebeuren. De rechten en plichten hangen, namelijk af van de soort subjecten. Voorbeeld Reparation for injuries-case (consultatief advies 1949: niet alle rechtssubjecten hebben noodzakelijk dezelfde rechten): In 1947 werd Palestina gesplitst in een stuk joodse gemeenschap (54%) en een stuk voor de Arabische gemeenschap. Dit was Resolutie 181. Er ontstaat geweld en de VN stelt de graaf Bernadotte (Hoge Vertegenwoordiger van VN) aan als bemiddelaar. Hij wordt aangevallen door Sternn, een terroristische organisatie, en overlijdt. Kan de VN Israël aansprakelijk stellen voor de schade (schadevergoeding vragen)? De Algemene Vergadering stelt de vraag aan het Internationaal Gerechtshof (uitspraak geschillen + consultatieve adviezen). Conclusie IGH: Men moet over rechtspersoonlijkheid beschikken om schade te kunnen eisen van de staat. Beschikt de VN over rechtspersoonlijkheid? Het antwoord is dat er moet worden nagegaan of er iets vermeld staat in het oprichtingsverdrag of er moet worden gekeken naar de statenpraktijk. Hierbij ontstaat de theorie van de implied powers. Het Hof zegt dat indien in het oprichtingsverdrag er niet uitdrukkelijk wordt verwezen dat ze over rechtspersoonlijkheid beschikt, dat er moet worden gekeken naar de doelstellingen van de organisatie, m.n. indien het noodzakelijk is dat de organisatie over rechtspersoonlijkheid beschikt om haar doelstellingen te kunnen bereiken. Het Hof leidde daaruit af dat de VN wel degelijk over rechtspersoonlijk beschikt. Hoofdstuk 3: Staten 3.1. Inleiding Staten zijn de belangrijkste rechtssubjecten van het internationaal recht, die voortvloeit uit het ontstaan van onafhankelijke staten. Ondanks alle recente ontwikkelingen m.b.t.de steeds groter wordende rol van niet-statelijke acteren blijft de staat de dominante factor. Dit is niet alleen historisch bepaald en aldus aan het internationaal recht opgedrongen, maar is ook doelbewust door het internationaal recht gewild. Het internationaal recht bepaalt de voorwaarden waaronder gemeenschappen zich als staten kunnen organiseren.
7 Dit hoofdstuk bespreekt de volgende vragen: hoe bepaalt de internationale rechtsorde wanneer een staat tot stand komt? in hoeverre bepaalt het internationaal recht de inrichting van een staat (vb. Mag men zich moeien in de verkiezingen?) en wie mag een staat tot zijn onderdanen rekenen (vb. Mag een staat personen met een dubbele nationaliteit verplichten om van één van zijn nationaliteiten afstand te doen?). 3.2. Onderdelen van staten 3.2.1. Historiek Begin 20steeeuw ontstaan er vragen omtrent het feit wat een staat nu precies is. We gaan opzoek naar rechtspraak in verband met dit onderwerp en komen tot de Duits-Poolse Arbitragezaak van 1929. De Duitsers hadden geïnvesteerd in Rusland, waarop dat ogenblik verscheidene bedrijven werden opgericht. Na WO I krijgt Poleneen stukje van Rusland via het verdrag van Versailles. Op dit stukje van Rusland bevond zich het Duitse bedrijf. Polen wilde deze bedrijven vereffenen, maar Duitsland was hier niet mee akkoord en had dat stukje niet erkend als Polen. Het is een belangrijk arrest, want het bepaald de elementen van een staat. Naast deze Arbitragezaak kan in het Montevideoverdrag met betrekking tot de rechten en plichten van staten (1933) een definitie worden teruggevonden van een staat. Meer bepaald artikel 1 geeft de kenmerken van een staat, m.n. er moet een overheid zijn, een grondgebied , een bevolking en de mogelijkheid om relaties aan te gaan met andere staten (= statenpraktijk). Dit laatste is eerder een gevolg in plaats van een kenmerk van een staat. De Arbitragecommissie, die werd opgericht naar aanleiding van de afscheiding van Joegoslavië kan ook worden aangehaald m.b.t. de kenmerken van een staat. De Europese grootmachten willen dit oplossen zonder hulp van de VSA. Zij doen dit via een Vredesconferentie, die werd bijgestaan door de Arbitragecommissie (Barratiercommissie). Dit was zowel een politiek- als een juridisch orgaan.In 1991 wordt er de vraag gesteld of Joegoslavië in staat van ontbinding (dus het houdt op te bestaan) is, ofwel het zal blijven bestaan, maar op een kleiner grondgebied. Na verloop van een korte periode krijgt de Vredesconferentie antwoordt van de Arbitragecommissie. Zij zeggen dat het in ontbinding is en er dus verscheidene nieuwe kleine staten zullen komen. Het geeft hierbij ook de kenmerken, waaraan een staat moet voldoen, m.n. grondgebied, gezag, bevolking en soevereiniteit die dient te worden uitgeoefend over het grondgebied.
8 3.2.2. De kenmerken 1. Grondgebied a. Inleiding Elke staat is verbonden met een grondgebied. Dit omvat in juridische zin de grond (ook ondergrond), de lucht, het water (m.n. de territoriale zee). Het is een oppervlakte van de aardbodem waar de staat op exclusieve wijze gezag uitoefent.We hebben in het internationaal recht geen criteria die zeggen hoe groot een staat zijn grondgebied nu precies moet zijn. De grootte van een staat moet ook niet vaststaan, aangezien staten hieromtrent geschillen kunnen krijgen. Dit worden grensgeschillen genoemd. Dit ondanks het principe van de stabiliteit van de grenzen/ van het grondgebied. Eigenlijk wordt hiermee bedoeld dat eens de grenzen zijn vastgelegd deze niet mogen worden veranderd. Voorbeelden met betrekking tot grensgeschillen: −Cambodja – Thailand: Er ligt op de grens met Cambodja en Thailand een belangrijke tempel. Beide landen beweren dat de tempel tot hun grondgebied behoort en Thailand verkoopt het zelfs als toeristische trekpleister. Ten tijde van de kolonies hebben de Franse de grenzen van Thailand en Cambodja vastgelegd. Als we deze kaart bekijken dan behoort de tempel tot Cambodja, maar Thailand probeert de kaarten steeds te vervalsen. Het IGH heeft echter Cambodja gelijk gegeven. −Continentaal plat: Griekenland – Turkije: Hier heeft het IGH verwezen naar de stabiliteit m.b.t. de grenzen. −North Sea Continental Shelf-case: Hier worden twee zaken samengenomen, namelijk Bondsrepubliek Duitsland tegen Nederland en Bondsrepubliek Duitsland tegen Denemarken. Het gaat over het afbakenen van het continentaal plat. Het continentaal plat is het stuk continent dat onder de zeespiegel doorloopt tot het plots steil naar beneden gaat. Staten hebben hierop ook rechten. Het is dus belangrijk om hun grenzen hiermee af te bakenen. Het IGH besliste dat de afbakening hierbij moet gebeuren op grond van billijke criteria. Er ontstaan ook vaak geschillen m.b.t. de maritieme zones van een staat. Hier kan er als voorbeeld de uitspraak van dit jaar worden aangehaald tussen China en Thailand.EXAMEN (2deZIT 2016)
End of preview
Want to access all the pages? Upload your documents or become a member.